UNIX

Uit LinuxMintNL WiKi
Versie door Jos1950 (Overleg | bijdragen) op 10 nov 2015 om 18:16 (GNU en Linux: enige tekst)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Unix (of UNIX) is een basis besturingssystemen met multitasking- en multiuser-mogelijkheden voor zeer uiteenlopende typen computers, ontwikkeld door verscheidene fabrikanten en groepen. De eerste versie van Unix werd ontworpen bij Bell Labs in 1969, door (onder andere) Ken Thompson en Dennis Ritchie.

Historie van Unix systemen

Kenmerk

Unix wordt gekenmerkt door de centrale rol van het bestandssysteem, dat niet alleen gebruikt wordt voor het aanspreken van bestanden, maar ook voor randapparatuur en netwerkverbindingen.

Werking

Unix maakt van oudsher gebruik van een groot aantal kleine, niet-interactieve programma's, die allemaal één specifieke taak verrichten, en die via de shell (terminal) gecombineerd kunnen worden tot grotere programma's.

Hoewel Unix vaak geassocieerd wordt met een opdrachtregelinterface, zijn grafische gebruikersomgevingen al sinds begin jaren 80 beschikbaar. Ook Apple's Mac OS X is "onder de motorkap" UNIX (specifiek op BSD-gebaseerd).

Geschiedenis

Ken Thompson - Dennis Ritchie Multics historie

Multics

In 1965 startte Ken Thompson en Dennis Ritchie de ontwikkeling van het besturingssysteem Multics voor het GE-645 mainframe. Dit was een samenwerkingsproject van de onderzoeksafdeling van de Amerikaanse telecomgigant AT&T van Bell Labs met andere grote bedrijven. Het moest een tijdsdelingssysteem worden met de mogelijkheid dat meerdere gebruikers met een eigen terminal tegelijk interactief konden werken. Dit was medio jaren 60 een bijzonder initiatief omdat de meeste computers werden gebruikt en geprogrammeerd door middel van ponskaarten.

In april 1969 werd de ontwikkeling van Multics door Bell Labs gestopt omdat het niet op tijd aan de eisen kon voldoen.


UNICS

De ontwikkeling werd voortgezet door General Electric en het MIT. Ritchie en Thompson probeerden er een nieuw bestandssysteem voor te schrijven dat later de basis voor het Unix bestandssysteem zou worden. Intussen schreef Thompson ook een spelletje, waarvoor hij op zoek moest naar een andere computer. Dat werd een op dat moment ongebruikte PDP-7, een toen verouderd type minicomputer. Door het programmeren hiervan leerde hij deze machine zo goed kennen dat hij samen met Ritchie steeds meer programma's voor deze machine schreef, waardoor het systeem zich ontwikkelde tot een volwaardig bruikbaar besturingssysteem. Toen er een naam voor het systeem moest komen werd Uniplexed Information and Computation Service (UNICS) voorgesteld, een woordspeling op Multics, dat stond voor Multiplexed Information and Computation Service.

Uniplexed is een onzinwoord, dat zoiets zou moeten betekenen als "in enen gesplitst". In het Engels klinkt UNICS echter hetzelfde als eunuchs, "eunuchen;" het systeem was dus een "ontmande Multics."

Unix en programmeertaal C

DEC PDP-10 (KL10)

De patentenafdeling van Bell Labs had in 1971 een nieuw tekstverwerkingssysteem nodig waardoor UNICS kon worden gefinancierd en gedemonstreerd op een PDP-11 en samen met het nieuwe systeem verder ontwikkeld worden. In deze tijd was de naam UNICS veranderd in Unix waarvan het tijdstip en de bedenker onbekend zijn.

Thompson probeerde een compiler voor de destijds universele programmeertaal Fortran te ontwikkelen, maar bedacht zich later en ontwikkelde hij de programmeertaal B, gebaseerd op de eerdere taal BCPL. Deze taal werd door een interpreter (vertaal programma) uitgevoerd waardoor programma's relatief traag waren. Er werd daarom al snel gewerkt aan een nieuwe compileer taal die C werd genoemd.

Verspreiding

In 1973 werd nagenoeg het hele systeem herschreven in C waardoor het makkelijker overdraagbaar werd en het aantal gebruikers deed groeien.

De eerst demonstratie buiten Bell Labs was op een informaticacongres aan de Purdue-universiteit. Het concept van Ritchie en Thompson was eenvoudig, het systeem werd met de volledige broncode geleverd en daardoor interessant voor onderwijs en onderzoek. Verschillende academies toonden interesse omdat de relatief kleine PDP-11 binnen het budget van universiteiten paste. In dezelfde tijd begonnen binnen en buiten Bell Labs allerlei varianten te ontstaan. Er werd een interne UNIX Support Group opgezet, die later commerciële varianten verzorgen.

Unix Versie 6 (1975) was de eerste versie die ook buiten Bell Labs veel gebruikt werd. In 1977 werd Unix voor het eerst overgezet naar een Interdata 7/32 door een medewerkers van de Universiteit van Wollongong in Australië.

BSD

De Universiteit van Berkeley ontwikkelde eind jaren 70 haar eigen versie, de Berkeley Software Distribution (BSD), die in een concurrentieslag met AT&T UNIX zou belanden. De eerste twee versies van BSD waren tapes met hulpprogramma's, uitgebracht in 1977 (voor Unix V6) en in 1979 (voor V7). In 1979 kwam een versie van Unix voor de 32-bits VAX-computer uit (Unix/32V). Deze maakte echter geen optimaal gebruik van de VAX-processor; met name ontbrak ondersteuning voor de vernieuwing van het virtueel geheugen. De onderzoekers te Berkeley ontwikkelden een eigen versie van Unix en met sponsoring van het Amerikaanse ministerie van Defensie (via DARPA) ontwikkelde de onderzoeksgroep netwerkondersteuning, inclusief de mogelijkheid om Unix-machines aan het ARPANET te knopen en de voorloper van het Internet werd.

De onderzoeksgroep binnen Bell Labs ontwikkelde Unix verder tot Versie 10, maar de versies na V7 werden buiten Bell Labs nauwelijks gebruikt. Wel kwamen onderdelen van V8 in System V terecht. Na V10 werd Plan 9 ontwikkeld, bedoeld als "opvolger" van Unix.

Commercialisering

AT&T, het moederbedrijf van Bell Labs, had een overeenkomst gesloten met de Amerikaanse overheid waardoor het zich niet in de softwarebranche mocht begeven. Mede hierdoor en de concurrentie van BSD werd Unix nog wel verkocht via AT&T-dochter Western Electric, maar tegen relatief lage kosten en zonder ondersteuningscontract.

Softwarebedrijven konden intussen een Unix licentie kopen om een eigen versie op de markt te brengen onder voorwaarde dat zij de naam Unix niet voor hun product gebruikten.

In 1980 ontwikkelde Microsoft zo'n eigen versie, die verkocht werd als Xenix en uitgroeide tot een veelvuldig gebruikte Unix. Ook hardwarefabrikanten als Digital, Hewlett-Packard (HP) en Sun Microsystems kochten Unixlicenties om eigen versies te kunnen leveren bij hun servers en workstations.

Splitsing AT$T

Bedrading van een DEC PDP-10

In 1982 werd telecommonopolist AT&T op last van justitie gesplitst. Regionale takken van het bedrijf werden afgestoten, waarvoor in ruil de weg naar de ICT-sector vrijkwam. Nog in hetzelfde jaar bracht AT&T een eerste commerciële variant van Unix op de markt, onder de naam UNIX System III. De naam is waarschijnlijk gekozen omdat System III gebaseerd was op de intern gebruikte versies UNIX/TS 3.0.1 en CB UNIX 3. In 1983 kwam System V, gebaseerd op UNIX/TS 5.0. en bleek, inclusief varianten ontwikkeld door derden (inclusief Microsoft Xenix) succesvol: in 1984 draaide Unix op ca. 10.000 computers wereldwijd. System V.3 met netwerkondersteuning kwam in 1987 uit.

X/Open

De wildgroei aan onderling niet-uitwisselbare Unixversies leidde in 1984 tot de oprichting van X/Open, een consortium dat een standaard voor Unix zou produceren, zodat applicatieprogramma's niet langer voor elke specifieke versie van het besturingssysteem hoefden te worden aangepast.

Unix oorlogen

Eind jaren 80 besloten AT&T en Sun om System V, BSD, SunOS en Xenix te combineren in één versie, System V Release 4 (SVR4). AT&T kocht een aanzienlijk aandeel in Sun, dat een "voorkeursbehandeling" van AT&T zou krijgen. Andere Unixleveranciers, waaronder Digital en HP organiseerden zich in 1988 tegen het "monsterverbond" van AT&T en Sun. Ook IBM, dat de System V-variant AIX uitgaf, sloot zich aan bij wat de "Hamiltongroep" genoemd werd. In mei '88 ontstond uit deze groep de Open Software Foundation (OSF), met als voornaamste doel een eigen verenigde Unix te produceren, eveneens op basis van System V.3 en 4.3BSD. AT&T en Sun reageerden met de oprichting van een eigen consortium met de naam Unix International en vormden met AT&T's SVR4.0 en Sun's Solaris in 1990 het OSF/1 dat de basis voor Digital Unix werd maar niet erg succesvol bleek.

De wereldwijde economische neergang van 1991/'92 bracht de Unix oorlogen tot een einde. AT&T verkocht uiteindelijk in 1993 de rechten op Unix aan Novell, dat het verkocht als UnixWare. X/Open en OSF fuseerden in 1996 tot The Open Group, dat het handelsmerk Unix beheert en dit toekent aan ieder systeem dat aan een bepaalde standaard voldoet. Novell verkocht UnixWare twee jaar later aan The Santa Cruz Operation dat het in 2000 weer verkocht aan Caldera dat in 2002 de naam veranderde in SCO en het nog steeds uitgeeft. Na slepende procedures en uiteindelijk een rechtszaak in 2010 bleek echter dat SCO niet de auteursrechten van Unix had gekocht maar slechts het recht op de verkoop van licenties.

Intussen verloor Unix een groot deel van zijn marktpositie aan het nieuwe besturingssysteem Windows NT.

GNU en Linux

Unixmachine ca. 1990

Door toedoen van Richard M. Stallman en het door hem opgezette GNU-project ontstond eind jaren tachtig een vrije Unixkloon, de Hurd kernel. In 1991 kwam Linus Torvalds met zijn Linuxkernel die op Unix en Minix was gebaseerd. De Linux kernel was het enige onderdeel dat in het GNU-project nog ontbrak om het een compleet besturingssysteem te maken. GNU/Linux werden samen gevoegd en is tegenwoordig het bekendste vrije besturingssysteem dat Linux wordt genoemd.